Door Peter Aansorgh © copyright Peter Aansorgh Producties

Een straatband heeft profiel. Dat dient om water weg te werken. Maar hoe zit dat nu precies?

Hoe meer rubber aan de straat, hoe meer grip. Althans, als het droog is. Dan spelen twee factoren een rol: de chemische hechting van rubber aan asfalt (de adhesie) en de vervorming van het rubber over de microruwheid van het asfalt (hysterese). Zodra het regent, valt de adhesie zo goed als weg. Probeer maar eens een plakbandje op een natte tank te plakken. Gaat niet. Dan blijft dus alleen de hysterese over. Bij lage snelheid geen probleem. Het rollende rubber walst het water voor zich uit waar het naar de zijkanten kan wegstromen. Maar als de snelheid toeneemt of de waterfilm dikker wordt, kan het water kan niet snel genoeg worden weggepompt. De waterdruk in de boeggolf voor de band wordt zo groot, dat deze de band optilt. De band raakt het asfalt niet meer en gaat waterskieën, waarbij alle grip verloren gaat. Dat heet aquaplaning.

Groeven

Om aquaplaning te voorkomen heeft een band profielgroeven. Dat heeft twee effecten. De eerste is dat de overblijvende rubberblokken te smal zijn om waterdruk op te bouwen, ze prikken door de waterlaag heen, waarbij het water in de groeven vloeit zodat er zich minder snel een boeggolf vormt. Het tweede effect is dat de groeven – mits de vorm daarvoor gunstig is – het water naar de zijkant wegpompen, zodat er minder water onder het contactvlak terecht komt. Vaak worden groeven naar de zijkant steeds breder, omdat het water van het midden van de band via de zijkant moet. Er moet dus een toenemende hoeveelheid water wordt weggwerkt. Bridgestone maakt zelfs “Round Corner Junctions”, afgeronde hoeken aan de profielblokken, die de turbulentie verminderen zodat het water sneller wegstroomt. Soms zie je echter ook dat naar de uiterste randen van het loopvlak weer minder groeven zijn. Dat is vooral bij sportbanden het geval. De theorie daarachter is de motor in de regen minder plat wordt gelegd. Alleen als het droog is wordt er op de uiterste randen wordt gereden. Die hebben dus ook geen regenprofiel nodig, maar veel rubber aan de straat.

Stabiliteit

De stabiliteit van een band is belangrijk. Daarvoor mag het loopvlak niet te flexibel zijn. Dat betekent dat het aantal groeven niet te groot mag worden, want meer “blokken” betekent meer vervorming en minder rubber aan de straat. Anderzijds zorgt de vervorming van de blokken juist voor extra grip. Helaas gaat dat ook gepaard met extra materiaalspanning in de randen van een blok die “het eerst” met de rem- of stuurkrachten te maken hebben. De randen van de blokken slijten daardoor harder, waardoor ongelijkmatige slijtage (cupping) optreedt. Bandenfabrikanten letten tegenwoordig dan ook erg op de vervormingsrichting van de profielblokken en verbinden soms profielblokken met elkaar om ze extra stevigheid te geven, zodat scheve slijtage wordt voorkomen.

Een probleem dat vooral met V-vormige groeven optreedt, is dat het de rechtuitstabiliteit tijdens het remmen vermindert omdat de band eerder in de richting van de groeven meegeeft en dus naar de zijkanten weg wil breken. Je ziet dan ook vaak dat de V-vorm van de voorband omgekeerd wordt gemonteerd, bijvoorbeeld bij de nieuwe Maxxis SuperMaxx GT, maar ook bij een allroadband als de Heidenau K60 Scout. Je zou zeggen dat het water bij regen dan naar het midden toe wordt gepompt, omdat de zijkant van de groeven het eerst het asfalt raken. Maar blijkbaar is dat effect zo klein dat het geen negatieve gevolgen heeft voor de waterafvoer.

Allroads

Op zandpaden en in modder heeft het profiel van een gewone toerband weinig grip. Daarvoor is een profiel nodig met grote groeven en blokken die zich in de ondergrond kunnen drukken. De groeven zijn dan meestal breed en zo gevormd dat ze het zand of de modder gemakkelijk uitwerpen, zodat het profiel bij de volgende omwenteling weer optimaal kan “graven”. Om die reden kreeg de nieuwe Dunlop TrailSmart bijvoorbeeld groeven die onderin smal zijn en die naar buiten wijder worden. Door die vorm worden vuil en steentjes gemakkelijker gelost.

Hoe meer een band voor offroad-gebruik is bedoeld, hoe meer de band een “open” profiel heeft. Bij een bepaalde “land/zee”-verhouding mag de band een Modder en Sneeuw-codering voeren (M&S logo).

Winterband

Een M&S-logo doet wintercapaciteiten vermoeden, maar vaak is dat juist niet zo. Vanwege de stabiliteit en de slijtage zijn de relatief kleine rubberblokken bij M&S-banden vaak van zeer harde rubbersoorten gemaakt. Die geven op warm asfalt al minder grip, op koud en nat asfalt hebben ze vaak helemaal weinig te vertellen. Een winterband heeft een compound die bij kou wel werkt. Ook mag het profiel van een winterband juist niet lossend zijn. De groeven van een winterband moeten vollopen met sneeuw, omdat sneeuw op sneeuw een enorm hoge frictie geeft. Dus liever veel kleine groeven dan weinig grote. Een auto-winterband heeft daarnaast nog sneetjes in het loopvlak. Deze “sipes” zorgen voor extra waterafvoer op ijs en zorgen door hun vervorming tevens voor extra warmteontwikkeling en voor meer holtes waarin sneeuw zich kan ophopen. Op een motorband zouden deze “sipes” te veel instabiliteit verhoorzaken. Motorwinterbanden hebben doorgaans geen of heel weinig sipes, winterbanden voor lichte scooters wel. Zoek je een winterband, dan moet je je goed oriënteren, want het M&S logo zegt dus niet veel…

Levensduur…

Voor motorbanden geldt een wettelijke minimum profieldiepte van 1,0 mm. In de band zitten zogenaamde  “Thread wear indicators”. Dit zijn bultjes of bruggetjes in de profielgroeven. De plek ervan staat aan de rand van de band aangegeven met de letters “TWI”. Als het loopvlak gelijk gesleten is aan de bruggetjes, dan is de band versleten. Het is verstandiger om de banden iets eerder te vervangen, want ondiepe groeven voeren het water slecht af. Sommige motorrijders rijden echter zo weinig, dat de band eerder te oud wordt dan dat deze versleten is. De meningen verschillen erover, maar vaak wordt een leeftijd van 10 jaar als maximum gezien. De leeftijd van de band kun je op de zijkant aflezen. Er staat de code DOT, gevolgd door vier cijfers. De eerste twee geven de productieweek, de laatste twee het productiejaar. DOT 3406 betekent dus de 34e week van 2006. Staan er drie cijfers met een driehoekje, dan is geeft het laatste cijfer het jaar van de jaren 90 aan. Zonder driehoekje praten we over de jaren 80…

Donatie

Vond u dit een goed artikel? Dan zou ik het op prijs stellen als u me op een kop koffie trakteert! U kunt een kleine bijdrage storten via de “donatie” knop in de menubalk. Bij voorbaat dank!