In Brummen staat een imposant autobedrijf: The Gallery. In een vier verdiepingen tellende showroom staan klassieke en antieke auto’s en motorfietsen, stuk voor stuk in showroomstaat. ATC Arnhem-Nijmegen organiseerde er een excursie.
Tekst en foto’s: Peter Aansorgh
Het familiebedrijf van Nico Aaldering is in 1975 gestart met handel en restauratie in Alfa Romeo’s. Het bedrijf had drie medewerkers, die nog steeds voor Nico werken. In 1987 verhuisde het bedrijf naar Brummen, waar de huidige, zeer statige, neoklassieke showroom in 2000 werd gebouwd: “we hadden toen de keuze, of klein blijven, of heel groot worden. Een tussenweg bestond niet, dan heb je geen bestaansrecht”, vertelt Nico, die in de jaren 90 steeds meer andere merken erbij ging doen. Inmiddels werken er 25 mensen, ook Nico’s zoon Nick werkt inmiddels als manager in het bedrijf. The Gallery heeft verder twee poetsers in dienst, elke dag worden er twee auto’s gepoetst. “We hebben drie vestigingen en meer dan 150 auto’s. Het is te veel, ik weet het, ik lijk wel een vrouw”, lacht Nico.
100%
De auto’s in de showroom zien er gelikt uit. Toch worden de auto’s voordat ze aan een klant worden meegegeven nog eens uitgebreid nagekeken en gerepareerd door de acht monteurs die het bedrijf in dienst heeft: “auto’s die verkocht zijn moeten echt perfect zijn. Voor we een auto afleveren willen we zeker weten dat alles werkt en 100% in orde is”, aldus Nico. “Je moet je realiseren dat de techniek vroeger gevoeliger was, zo’n auto heeft meer onderhoud nodig dan een moderne auto. Als hij om de 10.000 km een beurt nodig heeft, moest hij die ook hebben. Rijd je langer door dan kun je ervan op aan dat de auto ermee ophoudt.”
Beter duur dan niet te koop
The Gallery mag dan specialist zijn op het gebied van oldtimers, toch doen zij geen onderhoud aan oldtimers, ook niet die zij zelf hebben verkocht: “Onderdelen zijn soms niet of moeilijk leverbaar, er breekt vaak van alles af, er is vaak meer aan de hand dan je van tevoren verwacht, het kost allemaal meer tijd dan je van tevoren kunt plannen. Dat betekent dat de rekening ook nooit meevalt. Je hebt daardoor altijd discussie met klanten,” weet Nico. “Dat geldt vooral voor auto’s die slecht gerestaureerd zijn of die slecht onderhoud hebben gehad. Als je zo’n auto half in leven houdt, dan blijf je klooien. Maar zelfs als een auto goed gerestaureerd is, kunnen er dingen misgaan.” Dat onderdelen niet goed leverbaar zijn, geldt niet voor alle merken: “Voor Europese en Amerikaanse auto’s is vaak nog veel te koop. Voor een Mercedes 190 kun je alles nog krijgen. Soms zijn onderdelen wel duur, maar dat is beter dan niet te koop. Je moet niet vergeten dat veel oldtimers inmiddels aan hun tweede of derde restauratie toe zijn en dat het dus best een lucratieve markt is. En dus worden er nog onderdelen gemaakt.”
Geen museum
Nico stelt dus hoge eisen aan de auto’s die hij in zijn showroom zet: “80% van de auto’s koop ik zelf in, 20% staat hier op commissie. Wanneer ik auto’s koopt, is het wel belangrijk dat er vraag naar een dergelijke auto is. We zijn geen museum, maar een handelsbedrijf. De auto moet ook weer verkocht. Ik had een Facel Vega. Mooie auto, maar hij heeft hier drie jaar gestaan”, vertelt Nico, die vroeger stad en land afreed om auto’s te kopen. Inmiddels verkeert hij in een luxepositie: “Vaak worden auto’s aangeboden. Ik ga dan meestal wel kijken. Zelfs al koop ik de auto niet, dan heb ik toch een leuke dag gehad. Ik heb pas nog een Volvo Amazon 123 GT gekocht van een hele leuke man. De auto was niet gerestaureerd, maar was nog erg mooi. Dat vind ik het mooiste, als ze nog origineel zijn. Soms valt een auto echter ook tegen. Je ziet direct of eraan geklooid is, of carrosserielijnen kloppen, of de spelingen tussen deuren kloppen, of er originele schermen zijn geplaatst of niet. Imitatie past vaak niet en dat zie je. Laatst had ik hier een paar mensen met een auto die ze zelf hadden gerestaureerd. Ze waren er zeer trots op, maar het was erg slecht gebeurd. Zo’n auto koop ik niet, maar ik kraak hem ook niet af. Verder heb ik net 200 auto’s gekocht in Dordrecht. De loods waarin ze stonden heb ik erbij gekocht, want je moet ze ergens kwijt. Die auto’s ga ik straks veilen. Dat vind ik ook erg leuk om te doen.”
Reviews
Ondanks alles gaat Nico nog graag op pad om auto’s in te kopen, liefst naar Zwitserland: “Zwitsers zijn zuinig op hun auto’s. Ze geven veel geld uit aan onderhoud en hebben vaak een andere auto voor de winter. In Italië vind je ook veel mooie auto’s, maar Italianen jokken altijd een beetje. En als er iets niet klopt aan een auto, krijg je later als bedrijf op je kop. Dat kun je niet hebben, reviews zijn belangrijk. We proberen dan ook elk probleem op te lossen, want je kunt je geen slechte review veroorloven. Je kunt beter € 10.000 cadeau doen dan een slechte review hebben. Daarom rijdt mijn monteur met elke auto die verkocht is, daarna rijd ik er nog in en vervolgens rijdt Nick er ook nog mee. We moeten zeker zijn dat de auto 100% is voor hij met de klant mee gaat. En dan nog kunnen er dingen misgaan. Laatst kwam een klant terug, die had een auto gekocht waar een gereviseerde motor in lag. Die ging na 1500 km kapot. Hij was dus niet goed gereviseerd, maar dat konden wij van tevoren ook niet zien. Zoiets moet je samen oplossen. Doe je dat goed, dan komt zo’n man nog eens een keer terug voor een andere klassieker. En je hebt geen slechte review.”
Familieportretje
Wanneer we Nico vragen naar zijn toekomstvisie voor het bedrijf, haalt hij zijn schouders op: “over 10 jaar zijn alle nieuwe auto’s elektrisch. Misschien kost benzine straks wel € 6 per liter. Maar iedereen went eraan en liefhebbers van oldtimers zullen toch altijd in hun vrije tijd met hun klassieker willen rijden. Dat zal altijd blijven mogen. Er zijn te veel liefhebbers om het rijden met oldtimers te verbieden.” Zelf is Nico ook een liefhebber: Ik koop geen auto’s als investering, maar omdat ik er iets mee heb. Er zijn ook auto’s die ik nooit wil verkopen. Ik heb nog een Aston Martin DB5 en een oude Ferrari Dino. Die heb ik al 40 jaar. Ik merk wel dat je het contact met een auto verliest als je er niet mee rijdt. Dat had ik eventjes met de Dino. Toen ik mijn vrouw vertelde dat ik hem misschien toch maar wilde verkopen, nou, toen ging het familieportretje ineens een beetje scheef”, lacht Nico. “Dus hij gaat niet weg.”
Fles wijn
Dat de handel in klassieke auto’s Nico geen windeieren heeft gelegd, zie je wel als je in de showroom rondloopt en ziet wat al deze auto’s kosten. En ze zijn van Nico, niet van de bank: “Ik ben een zuinige boer, ik heb altijd geld in klassieke auto’s gestopt. Het voordeel is, dat die niet minder waard worden. Maar er staat wel voor veel geld. Het is voor € 15.000.000 per vestiging verzekerd. En al heb ik goed geboerd, toch sta ik vaak nog te kijken hoe gemakkelijk mensen zo’n dure auto kopen. Als ik vroeger een auto voor ƒ 15.000 verkocht, trok ik een fles wijn open. Nu staan de auto’s die drie-en-halve ton waard zijn, in Euro’s. Als ik alles verkocht, dan zou ik nooit meer iets hoeven te doen, maar dan zou ik doodongelukkig zijn”, stelt Nico. Voorlopig kun je in The Gallery dus nog wel even terecht. Mits je een goed gevulde portemonnee meeneemt. Maar kijken mag ook!
Vond u dit een goed artikel? Dan zou ik het op prijs stellen als u me op een kop koffie trakteert! U kunt een kleine bijdrage storten via de “donatie” knop in de menubalk. Bij voorbaat dank!