Door Peter Aansorgh © copyright Peter Aansorgh Producties
Tegenwoordig zijn alle nieuwe auto’s voorzien van een bandenspanningscontrolesysteem. Veel van die systemen werken met wielsensoren. Het garagebedrijf moet de juiste apparatuur in huis hebben om daarmee om te gaan.
Elke nieuw verkochte auto en bestelwagen tot 3500 kg moet vanaf 1 november 2014 zijn uitgerust met een “Tire Pressure Monitoring System”, dat de automobilist waarschuwt als de bandenspanning onder de 1,5 bar komt of als er een beduidend spanningsverlies van meer dan 15% optreedt. In de praktijk worden er twee verschillende TPM-systemen gebruikt: direct en indirect. Het indirecte systeem heeft geen bandenspanningssensoren. Het maakt gebruik van het ABS. ABS-systemen meten met wielsnelheidssensoren hoe snel de wielen draaien. Een wiel met een lage bandenspanning zakt in en heeft dus een kleinere straal. Het draait daardoor bij een bepaalde snelheid vaker rond dan een wiel waarvan de band de juiste spanning heeft. Uit dit verschil berekent het TPMS hoeveel lager de bandenspanning is. Voor de autobezitter en de garagist een gemakkelijk systeem, want het systeem blijft gewoon werken als je banden roteert of als je winterbanden monteert.
Druksensoren
Directe TPMS-systemen meten de werkelijke, absolute druk in de banden. Dat doen ze met een druksensor. Die is meestal samengebouwd met het ventiel, maar er zijn ook systemen waarbij de sensor in het hart van de velg wordt geplaatst. Er worden zelfs systemen ontwikkeld waarbij de sensoren in de band zijn geïntegreerd, maar dat is nog toekomstmuziek. De huidige, toegepaste sensoren zenden een radiosignaal naar een ontvanger in de auto. Bij Europese en Aziatische auto’s wordt daarvoor een frequentie van 433 mHz gebruikt, sommige Amerikaanse auto’s gebruiken een signaal met 315 mHz. Dat signaal bevat de bandenspanning en een unieke ID-code, zodat het TPMS weet welke bandenspanning bij welk wiel hoort. Dat houdt tevens in dat je niet bij elke auto zomaar banden kunt roteren. Sommige auto’s detecteren de nieuwe locaties van de banden zelf. Doordat ze de signaalsterkte van de sensoren en de draairichting van de sensoren kunnen determineren weten ze wel wiel waar zit. Maar veel auto’s kunnen dat niet. Daar moet je de sensoren opnieuw in het “automanagmentsysteem” inlezen. Ook als je een set winterwielen monteert heb je dat probleem, omdat die weer andere sensoren hebben, als ze überhaupt met sensoren zijn uitgerust.
Inlezen
Bij veranderingen moet je dus vaak in het automanagementsysteem aangeven welke sensorcode op welke locatie zit. Dat betekent twee dingen. Ten eerste dat je moet weten welke code de sensor van elk wiel heeft. Met een universeel diagnoseapparaat kun je vaak via de OBD-stekker uitlezen welke code op welke locatie zat en kun je dus bepalen naar welke lokatie je dat wiel hebt verplaatst. Bij het monteren van een winterwiel wordt dat al lastiger, dan moet je echt de code van de individuele wielsensoren bepalen. Daarvoor heb je dus een speciale “lezer” nodig, die de sensor activeert en vervolgens het signaal van de sensor opvangt en de code weergeeft. Die code kun je dan met een universeel of merkspecifiek diagnoseapparaat via de EOBD-stekker inlezen. Inmiddels zijn er echter ook speciale TPMS-apparaten die niet alleen de codes van een wielsensor kunnen uitlezen, maar waarmee je ook meteen de sensor in het motormanagement kunt inlezen. Daarvoor is doorgaans wel een extra interfacekabel nodig.
Diagnose
Ook in TPMS-systemen kunnen storingen voorkomen. Het kan gebeuren dat de sensor bij montage van nieuwe banden wordt beschadigd. Het kan ook voorkomen dat de ontvanger, de antenne, niet goed functioneert. Nog een probleem is dat de batterij van de sensor leeg kan raken. TPMS-sensoren werken op een batterij, die meestal in de sensor is ingesmolten. Om de levensduur van de batterij te verlengen, zenden deze sensoren vaak niet uit als de auto niet rijdt, of ze doen dat met grote tussenpozen. Vandaar ook dat ze geactiveerd moeten worden om ze uit te lezen. Officieel hebben sensorbatterijen een levensduur van 100.000 km of vijf jaar en ze zijn niet te vervangen. Dat betekent dat de hele sensor gewisseld moet worden als de batterij leeg is.
Om te weten of de sensoren goed werken is een speciaal diagnoseapparaat nodig. Vaak is dat een extra functie van het TPMS-apparaat dat ook de codes uit kan lezen. Deze apparaten kunnen vaak de batterijspanning lezen, de bandenspanning en de temperatuur in de band weergeven en zo aangeven of de sensor deugt. Ook kunnen ze soms de TPMS-foutcodes in het OBD wissen. Daarvoor moeten ze dus verbinding met de diagnosestekker kunnen maken.
Programmeren
Wanneer sensoren kapot zijn, moeten ze worden vervangen. Dat betekent dat er een nieuwe sensor wordt aangeschaft en dat die met behulp van een speciaal programmeerapparaat wordt voorzien van de code die voor die auto geschikt is. Ook hier geldt weer dat er speciale apparaten te koop zijn, die een of meerdere typen sensoren kunnen programmeren. Er zijn echter ook diagnose/inleesapparaten die hiervoor een extra functie hebben. En dan nog is het voor het garagebedrijf lastig, want er zijn veel verschillende sensortypen. De meest toegepaste is de Schrader sensor die op Peugeot, Citroen, Renault, Fiat en Opel wordt gebruikt. Een ander veelgebruikt type is van Beru/HUF, dat wordt onder meer toegepast op Mercedes Benz, VW, BMW en Audi. Maar dan nog zijn er onderlinge verschillen. Voor Renault Megane en Laguna zijn er bijvoorbeeld al 14 soorten. Uitwendig zijn ze hetzelfde, maar het communicatieprotocol verschilt, waardoor ze niet uitwisselbaar zijn. In totaal zijn er 130 typen TPMS sensoren. Dat maakt het vooral voor bandenspecialisten en garagebedrijven lastig om alles op voorraad te hebben. Gelukkig zijn er tegenwoordig ook universele sensoren te koop, zoals “Sens-it”-sensoren van Alligator, Cub Uni-sensoren, Alcar of Autel-sensoren. Deze universele sensoren zijn programmeerbaar met een daarvoor ontwikkeld apparaat. Zo kunnen de MaxiTPMS-apparaten bijvoorbeeld Autel sensoren programmeren, de vernieuwde Texa Axone S TPS de Cub-sensoren en de Rema Tip Top Sens-it de Alligator Sens-it sensoren, terwijl de Alcar VT56 OBDII de Alcar sensoren kan branden. Daarmee kun je overigens meer dan 90% van het wagenpark afdekken. Bij de Sens-It pad moet je de id-code weten, met een diagnosesysteem uitlezen of van de gedemonteerde sensor aflezen. Vervolgens kan het bijbehorende communicatieprotocol van internet worden gedownload en samen met de ID-code in de op de Sens-IT geplaatste universele sensor worden geprogrammeerd. Er zijn ook diagnose/inleesapparaten, die het radiosignaal van de gemonteerde, originele sensor opvangen of uit het OBD lezen en die vervolgens zelf ook in staat zijn een nieuwe, universele sensor te programmeren. Op beide manieren ontstaat er een “kloon”, die door de auto als de originele sensor wordt herkend. Voor de werkplaats heeft dat als voordeel dat ze maar een zeer beperkt assortiment sensoren in huis hoeven te hebben om een groot deel van alle TPM-systemen te kunnen onderhouden. Daarnaast is het mogelijk om een tweede, identieke set sensoren te programmeren voor een set winterwielen, zodat je niet bij elke wissel opnieuw sensoren hoeft in te lezen.
Wat koop je
Als garagebedrijf of bandenspeciaalbedrijf zul je apparatuur voor TPMS-sensoren in huis moeten hebben. Of je een puur leesapparaat, een los programmeerapparaat, een diagnoseapparaat of een “all in one” koopt hangt natuurlijk af van de individuele wensen en van de al aanwezige apparatuur in een bedrijf. Prijzen varieren van net onder de driehonderd euro tot 1250 euro, afhankelijk van wat het apparaat kan en wat voor extra functies het apparaat heeft. Die kunnen erg interessant zijn. Zo hebben sommige TPMS apparaten bluetooth om resultaten in een raport naar een printer te sturen, meerdere talen zodat ook allochtone monteurs ermee kunnen werken, een database voor de onderdeelnummers van de vervangingssensoren enzovoorts. De Alcar Ateq V56 heeft zelfs een ingebouwd trainingsprogramma. Belangrijk is ook dat de interface duidelijk en gemakkelijk te bedienen is. Sommige merken gebruiken daarvoor icoontjes, sommigen niet. Het is natuurlijk de vraag wat je handig vindt. Ook is het belangrijk dat de apparaten via internet geupdate kunnen worden, zodat nieuwe auto’s aan de database worden toegevoegd. Verder is de dekking zelf belangrijk. Vanuit een folder of via internet kopen is dus niet verstandig, het blijft het beste om na het maken van een voorselectie fysiek met de verkoper om de tafel te gaan zitten om te kijken wat het apparaat allemaal te bieden heeft.
Donatie
Vond u dit een goed artikel? Dan zou ik het op prijs stellen als u me op een kop koffie trakteert! U kunt een kleine bijdrage storten via de “donatie” knop in de menubalk. Bij voorbaat dank!